Een geboorteverhaal en wat het deed.
Het weerzien met Elie en Eef was hartelijk. Bijna tien maanden was ik met oom op reis geweest. ‘Ik ben blij dat ik je nog zie’, klonk het opgelucht. Elie beleefde zijn nadagen. ‘Elke dag kan de laatste zijn’, bezwoer hij. Het was of hij zijn gevangenschap in Rome opnieuw beleefde nu hij ouder werd. Meer en meer leek hij op m’n moeder die niet uit haar verleden was los gekomen. Samen liepen ze in gedachten over het tempelplein in Jeruzalem en haalden herinneringen op uit de nadagen van Pilatus. Nu had ze Elie verslagen, zelfs de Chrestianoi geloofden in een nieuw Jeruzalem.
Ma drong er op aan dat ik één keer in de week met Eef kwam eten, zoals vroeger. We liepen de vertrouwde weg. Eef keek regelmatig om bemerkte ik. De avond verliep als vanouds na een hartelijk welkom voor Eef en een korte pauze wanneer gerechten werden opgediend of de glazen bijgevuld, vulde ma de avond. 'Eef krijgt een zoon, een koningskind die zal de tempel in drie dagen opbouwen en met zijn eigen bloed verdedigen. Nietwaar Eef? Nee, het is natuurlijk geen zoon van Jozef’, zei ma triomfantelijk. De aankondiging van dit nieuws moest ik even op me laten inwerken. Vroeger noemde ze me ‘Jozef’, om een sloom, verwend en besluiteloos jochie aan te duiden.
Ik begreep deze aankondiging niet, maar tijd om te reageren was er niet. De gebeurtenissen van tien maanden afwezigheid klotsten in een constante stroom over me heen, maar de aankondiging van Eefs zwangerschap gonsde de verdere avond door mijn hoofd. Wie was toch de vader?
Op de weg naar huis voorvoelde Eef mijn nieuwsgierigheid: ‘Ik ben niet zwanger. Ik behoor ook geen man toe. Ik ben ook niet met een man geweest.’ ‘Maar waarom vertelt Rachel dan dit verhaal?’ vroeg ik geprikkeld. ‘Er is juist een boek verschenen over Paulus van Tarsus. Dat boek begint met een geboorteverhaal van Joshua, de man uit Nazareth. Wij schrijven het nu over. Het is heel populair’. ‘Maar dat is geen antwoord op mijn vraag, Eef’, antwoordde ik kortaf, maar met enige opluchting. Ik betrapte mezelf op mijn gedrag. Misgunde ik Eef een man en een gezin met kinderen?
‘Vrijwel iedereen gelooft dat de schrijver het geboorteverhaal van Joshua voor ons heeft geschrevenen’ vervolgde Eef. ‘Voor ons?’, vroeg ik. ‘Nee, natuurlijk niet’, schaterde Eef, ‘voor vrouwen in diaspora. Vrouwen die uit Jeruzalem zijn gevlucht naar hier, Efeze en overal. Zij zullen dochters aansporen om te trouwen en een kind op te voeden dat eens zal opstaan tegen de Romeinen en een nieuw Jeruzalem zal stichten. Je moeder vindt het ook een geweldig verhaal’.
Thuis nam Eef me mee naar haar werkvertrek. Daar lag het boek en haar werk. Ik las het geboorteverhaal snel door. ‘De schrijver weet hoe hij de lezeressen kan meenemen’, reageerde ik, ‘Wie is hij of zij?’ ‘Niet bekend, maar hij weet heel veel van Paulus. Jij bent toch ook in Efeze geweest. Heb jij geen verhalen gehoord van Paulus en zijn volgelingen?’ antwoordde Eef met enige stemverheffing. Ik poogde haar vraag ontwijken, want ik wilde haar ervaring, maar vooral ook haar stem horen. Ik was thuis: ‘Paulus, had vijanden en ik heb gehoord van een slaaf Titus en enkele trouwe volgelingen zoals Lucas. Maar verder weet ik het niet’.
Eef reageerde gelaten. Ze voelde en wist dat ik meer verhalen kende van Paulus. Ik had haar er al over geschreven. Eef kwam tegenover me zitten en keek me ernstig aan: ‘Je moeder voelt het dit keer heel goed aan. Tal van moeders zullen hun dochters aansporen om te trouwen met dit verhaal in het achterhoofd. Dat merk ik al in de kring van Chrestianoi’. ‘Willen ze dan de wapens weer opnemen en de Romeinen verslaan?’ vroeg ik.
‘Ja, ouderen hopen op een herovering van Jeruzalem, zij kennen net als je moeder nog het Jeruzalem van voor de oorlog. Jonge vrouwen denken niet aan een oorlog. Zij zoeken naar zin in het leven. Het geboorteverhaal geeft hen een doel in het leven en hoop op een toekomst. De schrijver laat zien dat de redder in ons midden wordt geboren en niet in een paleis. Wij kunnen de redder geboren laten worden en werken aan de toekomst van morgen. Jonge vrouwen voelen zich Maria. Ze leiden een doelloos en naamloos leven in slavernij. Door het geboorteverhaal voelen zij zich gezien door de God van hun eigen volk. Ze worden aangespoord om een nieuw volk te worden. Denk je eens in wat dat betekent. Wij zetten de traditie voort. Wij hebben een boodschap. Eens zullen we terugkeren naar het land van de vaderen, wanneer het rijk van de gojjiem is gevallen'. Ze zweeg even en keek me nog eens diep in de ogen: 'Onze ouders zijn verslagen maar wij moeten blijven hopen, vertrouwen en de moed niet opgeven, Jesse’.
Uit: Angst voor Onmacht II, verschijnt voorjaar 2026