Het menselijk embryo in de joodse en christelijke morele traditie. (proefschrift)

Deze studie behandelt de morele status van het menselijk embryo vanuit een historische context . In de joodse en de christelijke ethiek is de kwestie van het menselijk embryo nauw verbonden met de Bijbelse wet in Exodus 21:22-25. Deze studie onderzoekt de invloed van deze wet op de verschillende opvattingen van deze wet op het embryo in de joodse en christelijke traditie. Het doel van dit onderzoek is tweeledig: (a) inzicht te krijgen in de motieven en achtergronden van hedendaagse ideeën over de kwestie in de joodse en christelijke ethiek en (b) de mogelijkheid te onderzoeken of er lessen kunnen worden getrokken uit de joodse en christelijke traditie om een hedendaags moreel concept voor geboortebeperking en voortplanting te ontwikkelen.

Het eerste hoofdstuk beschrijft de rol van Exod. XXI vss.22-25 in het debat over de status van het menselijk embryo in de tweede helft van onze eeuw. Het belang van de interpretatie van deze wet wordt duidelijk bij het lezen van de uitspraken over de legitimiteit van abortus. B.K. Waltke stelt '... God legt geen doodstraf op voor de vernietiging van een foetus ... volgens Exod. XXI 21 vss 22-25 is de vernietiging van een foetus geen halsmisdrijf. Het is dus duidelijk dat, in tegenstelling tot de moeder, de foetus niet als een ziel wordt beschouwd.' In tegenstelling tot deze interpretatie is H.W. House het eens met B.S. Jackson: 'Exod. XXI vss22-25 verwijst niet naar een miskraam, maar eerder naar een vroeggeboorte, een Frühgeburt, niet naar een Fehlgeburt. Deze passage ondersteunt dus sowieso niet de legitimiteit van abortus.' De mening van House staat in schril contrast met de opvatting van Waltke. Met het oog op het hedendaagse debat over de status van het embryo rijst de vraag wat de traditie ons vertelt over de rol van Exod.XXI vss 22-25 voor het debat over de status van het menselijk embryo in de joodse en christelijke ethiek.

Het tweede hoofdstuk besteedt aandacht aan lezingen en interpretaties van Exod. XXI vss. 22-25 in de Joodse traditie. Analyses van historische teksten maken duidelijk dat deze wet in de vroege Joodse traditie al een leidraad was voor de status van het embryo. Een specifiek voorbeeld is te vinden in het lezen van deze tekst in de Griekse vertaling, de Septuaginta (LXX). In deze vertaling wordt het doden van een gevormd embryo als een halsmisdrijf beschouwd. De vertaler veranderde de tekst drastisch en maakte van de gelegenheid gebruik om een sociale praktijk in de wet op te nemen. De vertaler verwijst niet alleen naar een praktijk, hij maakt ook gebruik van nieuwe concepten over de ontwikkeling van het embryo. Aristoteles leerde dat het http://www.bvmg.nl/images/bvmg/aristoteles.jpgformed embryo al in de baarmoeder leeft[1]. Dus het doden van een gevormd embryo is als het doden van een persoon. Philo en Josephus volgden de mening van de vertaler: alleen het doden van een gevormde foetus is moord. ACBR Philo wijst erop dat de gevormde foetus een persoon is. In zijn exegese van de LXX-lezing van 'onze' wet besteedt hij speciale aandacht aan de waarde van de foetus als beeld van God. Philo stelt verder dat Mozes deze wet heeft ingevoerd om het embryo te beschermen. Dit was een belangrijke uitspraak in een Helenistische cultuur waar abortus veelvuldig werd uitgevoerd. Philo's tijdgenoot en beroemde historicus Josephus lijkt dezelfde positie in te nemen. Maar Josephus is ook op een andere manier interessant voor ons. Hij licht een sluier op over de betekenis van de oorspronkelijke wet of Urgesetz. Hij denkt dat de oorspronkelijke wet de zwangere slaaf beschermde tegen haar meester.

Ondertussen vindt men de commentaren op de Hebreeuwse tekst in de Mekhilta van Rabbi Ismaël. Ook hier staat de zwangere vrouw centraal. Hier echter geen dialoog over abortus, maar over therapeutische abortus. Ondanks hun verschillende meningen tonen hun commentaren ons een duidelijk beeld van de status van de foetus in de Tannaitische periode. De foetus wordt beschouwd als een deel van de moeder, die tijdens haar zwangerschap een aanvaller van zijn moeder kan worden. Als dat zo is dan mag een abortus de vrouw redden. ACBR Abortus is in deze situatie echter geen opzettelijke moord op de foetus, maar een abberatio ictus, een ontbrekende slag, zoals gebeurt in de casus van de wet in Exod 21: 22. In het geval van de wet is de zwangere vrouw niet opzettelijk verborgen. Bij een therapeutische abortus is de foetus niet opzettelijk verborgen. het is de plicht van de fysio om de vrouw te helpen en de ziekte te elimineren. Daarbij is het mogelijk dat hij de foetus raakt. In dat geval is een abortus geen moord, stelden de rabbijnen.

Het derde hoofdstuk gaat over de invloed van Exod XXI vss 22-25 op de discussie over abortus in de vroegchristelijke tijd. In Hellenistische culturen werden drugs vaak gebruikt om een abortus uit te lokken. In aristocratische kringen was deze methode van geboortebeperking erg populair. Geboortebeperking werd geïnitieerd door de pater familias. Zijn politieke ambities vereisten rijke families. Bijgevolg moesten kleine gezinnen het eigendom van de familie bij elkaar houden. Christenen vielen dit beleid aan door te verwijzen naar hun religieuze plicht om de foetus niet te doden, zoals in onze wet staat. In latere commentaren hebben christenen het idee ondersteund dat de foetus menselijk is zodra God de ziel implanteerde. Wisselspanning

Het hoofdstuk fouth is een overzicht van de uitkomst van ons onderzoek. Door het analyseren van de commentaren op Exod.XXI vss.22-25 ontstaat inzicht in de motieven van de rabbijnen en de kerkvaders. Het resultaat is een voortdurend debat over anticonceptie, abortus en therapeutische embryotomie in het belang van het leven van de vrouw. Maar men ziet ook verschillende gezichtspunten, gebaseerd op verschillende sociale problemen, culturen, religies, politieke landfilosofische theorieën en medische kennis.

Hoofdstuk vijf beschrijft de ontwikkelingen van de verschillende opvattingen in westerse samenlevingen. In de Joodse medische ethiek was en is de gezondheid van de zwangere vrouw het hoofdonderwerp. Wat te doen als see ziek wordt tijdens haar zwangerschap? In de christelijke traditie was de bescherming van het embryo het belangrijkste onderwerp. De kerk verklaarde: Er kon geen reden zijn om de foetus in welke omstandigheden dan ook te doden, omdat het een onschuldig persoon is die niemand kan schaden

Het laatste zesde hoofdstuk toont de moeilijkheden van soms posities. Wat te doen bijvoorbeeld wanneer de foetus als persoon wordt beschouwd, maar in de specifieke situatie van een vrouw als een aanvaller wordt beschouwd. Niemand heeft de plicht om zijn eigen lichaam te geven om een ander te redden. "De vrouw doet...", verklaarde J.J. Thomson (1971), verwijzend naar de positie van de vrouw in de wetten van westerse landen. Maar niet alleen de wet, in veel ethiek over birth-controle en gezinsplanning is het recht van vrouwen om over het eigen lichaam te beslissen een controversieel onderwerp. In deze gevallen kan de Joodse ethiek nuttig zijn. In die ethische theorie wordt de foetus niet als persoon beschouwd, maar als een deel van de vrouw. Op deze manier is er geen moreel conflict tussen moeder en kind. De foetus wordt beschermd door de rechten van de vrouw tegen aanvallen van buitenaf. De relatie tussen moeder en kind wordt gewaardeerd door de specifieke situatie van het dagelijks leven. Dit is in overeenstemming met morele waarden de mensenrechten van vrouwen in onze moderne samenleving. 

[1] In zijn "Politiek, Boek 7, 16, 20" schreef de Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) dat de volgende wetten moeten worden gemaakt over abortus en het opzettelijk blootstellen van pasgeboren kinderen aan de dood: "Wat betreft de blootstelling en opvoeding van kinderen, laat er een wet zijn dat geen misvormd kind zal leven, maar dat op grond van een overmaat aan het aantal kinderen, als de gevestigde gebruiken van de staat dit verbieden (want in onze staat heeft de bevolking een limiet), mag geen kind worden blootgesteld, maar wanneer paren te veel kinderen krijgen, laat abortus dan worden verkregen voordat de zin en het leven zijn begonnen; wat in deze gevallen al dan niet rechtmatig wordt gedaan, hangt af van de kwestie van leven en sensatie."